Onlangs haalde ik een nieuw paspoort op bij de gemeente. Ik realiseerde me hoe bevoorrecht ik daarmee ben. Ingezetene van een land dat een welvarend democratische rechtsstaat is. We hebben als burgers rechten en plichten. Maar wie zich aan de wetten houdt kan hier een prima leven leiden qua mensenrechten. Zelfs als je in het buitenland in de problemen komt probeert de overheid je nog te helpen.

Als christen heb je twee paspoorten. Je bent ook burger van het Koninkrijk van God. Dat is groter en grootser dan het Koninkrijk der Nederlanden. Er bestaan ook wetten en verplichtingen. In veel/de meeste gevallen bijten die wetten elkaar niet. Er is in ons land  vrijheid van godsdienst, verankerd in de grondwet.

De grondwet begint met artikel 1:

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan..

Dat zijn fantastische grondbeginselen, die ieder mens (!), christenen dus ook, de mogelijkheid geven te mogen leven volgens je eigen levensovertuiging. Zolang je je maar begeeft binnen die Nederlandse wet. Het biedt veel ruimte. Maar er gaat nu een wet worden besproken door de Eerste Kamer, die door de Tweede Kamer is aangenomen. En in die wet wringt het voor een christen aan alle kanten. Het gaat om het amendement dat Geert Wilders heeft ingediend bij de asielwet rond illegaliteit van mensen die uitgeprocedeerd zijn en geen verblijfsvergunning hebben gekregen. Het betekent dat je strafbaar bent als je mensen helpt die illegaal hier verblijven. Als dat verboden wordt kom ik in een spagaat terecht met mijn andere burgerschap. In de Joods-christelijke traditie is het helpen van wie geen helper heeft een centrale notie. In Mattheüs 25:31-46 identificeert de Joodse Messias Jezus zich met de mensen die vreemdeling zijn, gevangen zitten enz. Dus Hij is niet de helpende, maar de kwetsbare en weerloze mens die geholpen wordt. Dat is Hij ook letterlijk zelf geweest, toen Hij en zijn ouders als baby/peuter naar Egypte gingen op de vlucht voor dictator Herodes. In zoverre je dit aan één van dezen hebt gedaan, heb je het Hem gedaan, zegt Hij in Mattheus 25. Empathie met de weerloze vreemdeling op basis van onze levensovertuiging wordt dus strafbaar. Ik kies dán voor strafbaar zijn. Het Koninkrijk van God en zijn wetten is belangrijker dan dat van de Nederlanden.

Waarom schrijf ik dit stuk? Het is immers niet zeker dat de Eerste Kamer deze wet mét amendement aanneemt[1], waar maak ik me dus druk over? Er zijn drie redenen. De eerste is dat ik het zorgwekkend vind dat de grootste partij van Nederland met zo’n amendement komt en er al mensen zijn die online lijsten aan het maken zijn met namen daarop van mensen die illegalen helpen. Wat bezielt hen?  De tweede is, dat een groot aantal partijen zonder gewetensbezwaren heeft ingestemd met de wet inclusief amendement. Dat zegt letterlijk en figuurlijk wat over de stemming die in Nederland heerst over én mensen die asiel zoeken én die hier illegaal zijn: de Tweede Kamer stemde voor!

De derde is dat Geert Wilders herhaaldelijk aangeeft dat het hem te doen is om het beschermen van de Joods-christelijke waarden in ons land én in ons werelddeel.[2] Dat is bijzonder voor iemand die zichzelf beschouwt als agnost. Weliswaar ziet hij christenen als natuurlijke bondgenoten.[3] Op dit laatste ga ik nu uitdrukkelijk door. Want als ik me als christen – geworteld in oude en nieuwe testament – nu in één ding niet herken, is het in de wijze waarop Wilders en de PVV reageren op vreemdelingen die hulp komen zoeken in het algemeen en moslims in het bijzonder. Sterker nog: wie het strafbaar maakt om – om welke reden dan ook – weerloze mensen te helpen tast het hart aan van het christelijk geloof en is daarmee geen bondgenoot van het christelijk geloof, maar een tegenstander. Ik wil dat toelichten aan de hand van kernpunten in het oude testament – ik ga het uit respect voor de Joden vanaf nu TeNaCh – noemen en het nieuwe testament. Beide zijn door (voornamelijk, Lucas is een uitzondering) Joden geschreven.

TeNaCh

In de boeken Genesis en Exodus wordt verteld dat het prille Joodse volk vanwege een hongersnood terechtkomt in Egypte. Economische vluchtelingen, zouden ze bij ons wellicht heten. Bittere noodzaak dus. Daar is op dat moment Jozef onderkoning, één van de zonen van Jakob. Die is ook niet uit luxe naar Egypte gegaan, maar vanwege zijn jaloerse broers aan slavenhandelaars verkocht die hem in Egypte aan een zekere Potifar verkopen. Lang verhaal kort: na diepe dalen komt Jozef terecht op de troon naast de Farao. Onderkoning dus. Door Jozefs verstandig beleid – hij legt geïnspireerd door God een droom van de farao heel goed uit en wordt daarvoor beloond –  slaan de Egyptenaren graan op in zeer vruchtbare jaren zodat ze reserve hebben voor 7 jaren waarin de oogst slecht is. Jakob/het kleine volkje Israël komt medelijden/empathie vragen bij de Egyptenaren. Jozef herkent zijn broers en neemt geen wraak maar nodig zijn hele familie en verwanten uit om naar Egypte te komen. Empathie dus opnieuw…. Daar vestigen ze zich en als vreemdelingen worden ze goed verzorgd. Ze groeien in forse aantallen.

Als Jozef komt te overlijden er een farao komt die Jozef niet gekend heeft. Dat heeft gevolgen. Onbekend is vaak onbemind. Als Achmed naast je woont heeft hij een gezicht en vaak een aardig. Ken je hem niet dan is het een gelukszoeker. Er ontstaat angst bij de Egyptenaren: er zijn steeds meer Joden, straks nemen ze ons land nog over, ze krijgen zoveel kinderen, veel meer dan wij. Als ik de zinnen opschrijf kun je bijna niet om de parallel heen van wat de angst voor vreemdelingen – en in het bijzonder moslims – nu in ons land is. Minder, minder….. Daar doet de farao zijn best voor. De mannen moeten steeds harder werken – meer, meer – en de pasgeboren baby’s moeten worden vermoord. Als pasgeboren jongetje Mozes óók bijna wordt gedood, besluiten zijn moeder Amrabat en ouder zusje Mirjam tot een wanhopige list: Mozes wordt in een biezen mandje in de Nijl gelegd en de dochter van de Farao, die daar aan het zwemmen is,  wordt geraakt door dit kwetsbare jongetje. Opnieuw: als iemand een gezicht krijgt en je kijkt erin, dan kan er zomaar empathie ontstaan. Mozes groeit – gek genoeg dus! – op aan het hof van de Farao. Als hij groot wordt ziet hij hoe Egyptenaren zijn volksgenoten onderdrukken en fysiek mishandelen. Hij kan dat – empathie – niet aanzien en wordt zo woest dat hij een Egyptische bewaker doodslaat. Is hij op zo’n moment nu een moordenaar, een terrorist, een bevrijdingsstrijder? Taal zegt veel!

Hoe ook, hij vlucht de woestijn in. Als hij daar getrouwd is en met de kudde schapen van zijn schoonvader bij de berg Sinaï belandt, gebeurt hem een Godservaring die én zijn dan uitgerangeerde leven én dat van zijn volk op de kop zet. Hij hoort de stem van God en ik citeer nu bewust vrij uitgebreid omdat dit het hart is van het Joodse geloof, de kern van TeNaCh:

Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep Hij hem vanuit de struik: ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ja, ik luister,’ antwoordde Mozes. 5‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. 6Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

7De HEER zei: ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, Ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, Ik weet hoe ze lijden. 8Daarom ben Ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. 9De jammerklacht van de Israëlieten is tot Mij doorgedrongen en Ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. 10Daarom stuur Ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.’

11Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ 12God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat Ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’

13Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’ 14Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.

Het is één en al empathie, bewogenheid om het kwetsbare volk: Ik zal bij je zijn, ik zal er zijn……

Na een bijzonder proces lukt het Mozes gedreven door Gods kracht met het volk uit Egypte te vertrekken, op weg naar het beloofde land. Onderweg, op zo’n beetje dezelfde plek als waar Mozes die bijzondere Godsontmoeting heeft – bij de berg – , daar krijgt het volk hetzelfde. Ze horen daar de beroemde tien woorden/geboden. Maar in die tien woorden volgt een menigte van ge/verboden, die het leven leefbaar en bloeiend moeten maken in dat nieuwe land. Daarbij komt dít vaker terug (Deuteronomium 24): 7U moet de rechten van vreemdelingen en wezen eerbiedigen; van weduwen mag u het overkleed niet in pand nemen. 18Bedenk dat u zelf slaaf bent geweest in Egypte totdat de HEER, uw God, u heeft bevrijd. Daarom gebied ik u zo te handelen.

19Wanneer u bij de graanoogst op de akker een schoof vergeet, mag u niet teruggaan om die op te halen. Laat hem achter voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. De HEER, uw God, zal u erom zegenen in alles wat u onderneemt. 20En wanneer u bij de olijvenoogst tegen de takken slaat, mag u achteraf niet nagaan of u wel alles hebt. De rest is voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. 21En wanneer u bij de wijnoogst druiven plukt, mag u niet alles nog eens nalopen. De rest is voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. 22Bedenk dat u zelf slaaf bent geweest in Egypte. Daarom gebied ik u zo te handelen.

Het is opvallend: de weduwe en de wees zijn de mensen van “eigen volk” die kwetsbaar zijn geworden. Maar zij worden niet uitgespeeld tegen de vreemdelingen: niet “eigen volk eerst…., dan ook nog vreemdelingen”. Want empathie voor de weerloze gaat over grenzen heen.

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament is Jezus Gods vleesgeworden empathie. In het Grieks gebruiken ze het woordje “filantropie”. Mensliefhebber. Je ziet Jezus zélf afstappen – Hij ziet het als zijn missie – op mensen die “gered moeten worden”: klem lopen op allerlei manieren, fysiek, relationeel, rouw, eenzaamheid, handicap. In al die situaties brengt Hij licht, vergeving, nieuw leven, perspectief. Daarbij gaat Hij over grenzen heen die door mensen zijn aangebracht. Hij praat met een Samaritaanse vrouw – de verhouding met Samaritanen is vanuit Joden gezien zeer problematisch! Je praat niet met ze en zeker niet met een vrouw – , geneest de knecht van een Romeinse kapitein (de bezetter!!!!!). En als Hij met wetten legaal wordt gekruisigd, volstrekt vals beschuldigd, dus juridisch klopt het en moreel totaal niet, bidt Hij: Vader, vergeef het ze, want ze weten niet wat ze doen. Het is de empathie ten top. Of: tot op het diepst van waar onmenselijkheid de overhand heeft gekregen. Het gaat uit boven onze gewone indelingen van “goed/fout”, zonder die overigens te bagatelliseren of op te heffen. Soldaten doen hun werk goed door Jezus te kruisigen (bevel is bevel), maar ze gaan giga de fout in, want ze werken mee aan het doden van een onschuldige. Iets wat goed lijkt kan goed fout zijn.

Hij roept op om vijanden lief te hebben en om kwetsbaren te helpen, zoals ik al citeerde uit Mattheüs 25. Dat laatste hoofdstuk is het meest kernachtig: Ik zat in de gevangenis, jij vond me de moeite van het opzoeken waard, ik had dorst, jij gaf water, ik had honger, jij gaf me te eten. En zo nog een paar: hulp aan de kwetsbaren, vanwege empathie. Zieken opzoeken, namens de kerk. Ook degenen die hun ziekten aan eigen stommiteiten te danken hadden. Je laat geen mens vallen, maar staat naast ze! Met dan in het Grieks “ik was xenos, jij hebt me ontvangen”. Ons woord xeno-fobie komt er vandaan….. Vreemdelingenangst. Niet in het evangelie dus! En er staat niet bij of het een aanhanger van Zeus, Jupiter of welke godheid dan ook was. Xenos was ik…, jij ontving me.

Zijn volgelingen – de gemeente van Jezus – gaan door in dat spoor. Ze beschouwen zichzelf eigenaardig genoeg als “vreemdelingen en bijwoners op aarde”. Je woont wel in het Romeinse Rijk, maar je volgt in je dagelijks bestaan de wetten van het Koninkrijk van God. Dat is je echte Vaderland, meer nog dan het land waar je geboren bent. In veel gevallen gaat dat goed samen, maar christenen kunnen ook vervolgd worden omdat ze afwijkend gedrag vertonen. In het Romeinse rijk stonden christenen bekend om hun empathie met mensen. Kwetsbare mensen. Dat hadden ze van hun Heer. Dat is tot op vandaag de dag een wezenskenmerk van de gemeente. Als predikant ben ik in dienst genomen bij de Protestantse Kerk in Nederland. Die empathie…, dat is de kern. Vanwege die kerk én de missie van haar Heer – niet omdat ik zo’n al dan niet aardige jongen ben – deed ik in Borger mee met kerkasiel, schrijf ik nu dit stuk, bezocht ik in de gevangenis iemand die een moord had gepleegd, praatte ik met iemand die kinderen had misbruikt (en daar spijt van had), hebben we als kerk een voedselkast en geven we aan de armen enz. Niet dat we geen dingen fout doen, stom doen, nalatig zijn. Regelmatig. Maar dan zijn we (even?) ontrouw aan de Heer van de kerk. Maar er is dus ook heel veel empathie!

Daar moeten we vooral mee doorgaan. Nuchter, dat ook. Ik zie heus dat we in ons land een woningprobleem hebben. Een lief iemand (van Nederlandse komaf, blauwe ogen enz.) woonde anderhalf jaar op de camping na een scheiding en deed van harte vrijwilligerswerk bij mensen die asiel zoeken. Het illustreert het woningtekort![4] Maar het illustreert ook dat dat niet hoeft te leiden tot vreemdelingenhaat, maar dat empathie de weg is. Ook als de meerderheid van het volk de empathie verliest richting afgewezen asielzoekers. Wie empathie betuigt naar een ander – wie dan ook – die verdedigt het christelijk geloof. Wie empathie strafbaar stelt valt het aan.


[1] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/amendementen/detail?id=2025Z13167&did=2025D29821

[2] https://www.youtube.com/watch?v=Zy08IOe1aFA

[3] https://nl.wikipedia.org/wiki/Geert_Wilders

[4] Er zijn ca. 13000 statushouders op zoek naar een woning https://www.coa.nl/nl/lijst/het-waar-dat-alle-sociale-huurwoningen-naar-statushouders-gaan Tegelijk zijn er jaarlijks in ons land zo’n 27.000 stellen die gaan scheiden en/of hun geregistreerd partnerschap beëindigen. Dat legt ook een forse druk op de woningmarkt. Het eigenaardige is dat in het basispakket van de zorgverzekering relatietherapie NIET wordt vergoed. In de wijk waarin ik werk kom ik herhaaldelijk mensen die scheiden tegen – ik schrijf het zonder oordeel, help ze altijd! Er zijn ook mensen die in relatietherapie gaan (moet je kunnen betalen); ca. 70% heeft daar baat bij. Waar dat slaagt scheelt het veel ellende: kinderleed, relatieleed, financieel leed en woningproblematiek. Eigenlijk schreeuwt dit om meer dan één reden om het standaard opnemen van relatietherapie in het basispakket van de zorgverzekering. https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-bevolking/levensloop/scheiden

Net als heel veel mensen ben ook ik verrast door de aardverschuiving in de politiek. Ik zou het zelf liever “woestijnstorm” noemen. Ik bedoel dit: zolang er op een terrein bomen staan is de kans niet zo heel groot dat je verwoestijning krijgt: veel losse zandkorrels die telkens alle kanten opwaaien, afhankelijk van waar de wind vandaan komt.  De bomen hebben wortels, kunnen water putten uit diepe gronden ook t.t.v. langdurige droogte. En de wind heeft ook niet heel veel kracht, want de bomen vangen die deels op. Maar als er geen bomen maar boompjes/struiken zijn, dan heeft de wind vrij spel en waait het zand alle kanten op en met alle winden mee.

De verzuiling voorbij….

Ik heb het over wat lang “verzuiling” werd genoemd. Ontbossing dus, in mijn metafoor.  Als ik opgroei in de jaren 70-80 zijn er twee enorm grote partijen: PVDA en CDA. Zij zijn de grootste bomen. Er is ook een net wat kleinere boom: de VVD. Met z’n drieën hebben die partijen bijv. in 1981 118 zetels in de tweede kamer! D’66 is dat jaar best een flinke struik met 17 zetels en dan houd je nog 15 zetels over! En de kamer bestaat in totaal uit 10 verschillende fracties. Dat is 40 jaar voor de verkiezingen in 2021 jl.

Hoe anders ziet het er nu uit! De VVD is “de grootste” met 34 zetels en voor de rest zijn er allemaal kleinere boompjes, struikjes, plantjes. CDA, PVDA, D’66 en VVD hebben nu samen 81 zetels! En er zijn i.p.v. 10 nu 20 fracties waarvan vele uit één persoon bestaan. Verzuiling voorbij, ontworteling – het andere beeld – bijna compleet. Met name PVDA en CDA zijn dus als grote boom totaal weg. Wat er van ze over blijft? Hoewel ik me vooral wil richten op het CDA in dit stuk, eerst wat gedachten over de PVDA, omdat hun geschiedenis niet losstaat van de overwinning van BBB in mijn optiek. Als je kijkt naar de Partij van de Arbeid dan spelen er denk ik twee grote factoren mee: onder Wim Kok (midden jaren 90) heeft de partij zijn “ideologische veren” afgeschud – de socialistische wortels – én uit het oog verloren dat er onder de mensen met lagere en middeninkomens (hún doelgroep) veel onvrede aan het ontstaan was over de toename van het aantal buitenlandse mensen in de wijken waar juist mensen met lage/middeninkomens wonen. Ze hadden er géén antwoord op en dat leidde in 2002 tot de geweldige nederlaag van de PVDA en de overwinning van Pim Fortuyn. De PVDA heeft nooit meer het contact kunnen herstellen, want hun doelgroep zocht óf SP óf Wilders in hoge mate.

De teloorgang van het CDA

Voor het CDA ligt het anders. Daar speelt ontkerkelijking, vergrijzing en ont-geloving een rol. Dat laatste is geen goed Nederlands woord maar wel werkelijkheid. Per jaar verlaten ca. 60.000 mensen de Protestantse kerk. Of omdat ze hun lidmaatschap opzeggen, of omdat ze komen te overlijden. Als predikant van Hardenberg-Heemse zie ik dat beeld plaatselijk: tussen 2006 en nu gingen we terug van 12.500 leden naar zo’n 7000 nu.  Het beeld bij de RK ziet er niet veel anders uit. Tussen 2003 en 2023 verloor de RK landelijk ca een miljoen leden, hetzij door overlijden hetzij door uitschrijvingen. Je hoeft geen statisticus te zijn om te snappen dat de natuurlijke achterban van het CDA getalsmatig enorm achteruit gaat en dat je dat terugziet in verkiezingsresultaten. Nog los van het gegeven dat heel veel RK mensen en Protestantse mensen niet op het CDA stemmen en los van het gegeven dat er uiteraard ook mensen van buiten beide kerkgenootschappen wél op het CDA stemmen.

Het CDA was altijd door de enorme achterban een brede middenpartij. Daarin onderscheidt het zich bijvoorbeeld van de CU: het CDA is minder een getuigenispartij, maar presenteert zich vooral als van “wij, gemeenschapszin, verantwoordelijkheid willen dragen, besturen enz.”. Dat hoort bij een grote middenpartij. Eigenlijk kun je zeggen dat als je ergens tussen de 45-50 zetels( (jaren 70-80, begin 90) hebt, dat je dan al sowieso intern aan het polderen bent. Je aanhangers komen – veelal uit de kerken – uit allerlei sociale lagen en je moet dus rekening houden met al die lagen. Negatief geformuleerd: je moet iedereen (nu bijvoorbeeld de boeren!) te vriend zien te houden. Tegelijk kun je bij je leden ook een beroep doen op de gezamenlijke christelijke achtergrond: let niet alleen op je eigen belang, maar ook op dat van anderen; dat is de gezindheid van Christus. Of ook: heb de ander lief zoals je jezelf liefhebt. In de tijd van Ruud Lubbers (jaren 80) was zijn vriend en secondant Jan de Koning (uit Zwartsluis, Overijssel!) daar een meester in. Hij stond bij uitstek bekend als bruggenbouwer en zei zoiets als dat de kunst was bij het CDA om mensen soms nét een paar stappen meer naar de ander te laten zetten dan ze van plan waren.

Als je zo’n partij als grote speler – grote boom – in het midden van het spectrum hebt,  dan geeft dat op een bepaalde manier stabiliteit voor het land. En als je dat weet te verbinden met de Partij van de Arbeid of VVD, die allebei hún eigen achterban hebben, dan heb je al bruggen gebouwd voor het land. Overigens, laten we niet romantiseren: ook in die jaren zijn er regelmatig grote spanningen (denk bijv. aan de kruisrakettentijd!). Maar het landschap is 40 jaar geleden écht anders, stabieler. De wind heeft minder vrij spel en het klimaat is minder ruw dan vandaag.

Die tijd is voorgoed voorbij. De PVDA wordt hooguit met Groenlinks een boompje. Het aantal christenen daalt al decennia, de zeteltallen van het CDA volgen die tendens met wat schommelingen op en neer. Maar ze dalen.  Bovendien maakt het CDA veel kabinetten deel uit van de regering en valt de overheid op dit moment op veel vlakken tegen. Niet “overheid voor de mensen, maar de mensen voor de overheid”: toeslagenaffaire, Groningen, kanaal hier bij Vroomshoop, stikstof, veel aandacht voor boeren en stikstof en veel minder voor Tata en Schiphol, de grote bedrijven. Waar tijdens Corona bedrijven binnen no time subsidies en hulp hebben, moeten individuele burgers tot 2030 wachten totdat de overheid de toeslagenaffaire heeft opgelost. Al die onvrede daarover zit allemaal in de overwinning van de BBB-boer-burgerbeweging. De menselijke maat mist.

En het CDA is daarmee zijn identiteit en ook aantrekkingskracht kwijt. De CU is bijvoorbeeld veel duidelijker in waarom ze bestaan en voor wie. Hun focus ligt op klimaat, vluchtelingen, zwakkeren in de samenleving en “geef geloof een stem”. Zij geven aan dat ze wél verantwoordelijkheid willen dragen, maar ook als een besluit hen heel zwaar valt vanuit hun christelijke achtergrond. Gert-Jan Segers noemde dat altijd “een meloen doorslikken”. Dat is ook de reden waarom de CU nooit een grote partij zal worden.  Het blijft een struikje. Het is specifiek over die C. Overigens ook aan de CU kleeft met twee kabinetsdeelnames het falen van de overheid!

Je hoort het CDA nooit spreken over “meloenen”, want hun identiteit ligt vooral in het besturen, verantwoordelijkheid nemen. Maar het eigen verhaal? En dan die “C”? Men schrikt zich helemaal rot als de natuurlijke achterban – o.a. de boeren – zich massaal van de partij afkeert. Dan worden we nóg kleiner en welk bestaansrecht hebben we dan? Je hoort Wopke Hoekstra c.s. (bijna) nooit over zijn geloof. In het ene interview dat ik van hem las waarover hij er wat van zei (EO gids) vertelde hij dat zijn grote inspiratiebron de bekende uitspraak van Jezus over je naaste liefhebben als jezelf uit de bergrede is. Ik bedoel dit niet flauw: daar staat dat niet. Het zegt iets over het kennen van je bronnen. Zoals dat voor veel protestantse mensen het geval is. Daar zijn we gewoon niet zo goed in. Nog een reden waarom de boom verdort. Hij heeft wél bronnen nodig om z’n wortels mee te vullen.

BBB en de waarden van het CDA

Het is geen toeval dat BBB hier in het Overijssel – en in het hele land – zo aan de weg timmert. Traditionele CDA bolwerken als Tubbergen én ook Hardenberg hebben massaal op BBB gestemd. Ze herkennen zich in de waarden. Waarden? Ja, het is interessant genoeg om de vier kernwaarden van BBB hier te citeren https://boerburgerbeweging.nl/bbb/missie/  Ze zijn veelzeggend en zouden zo door het CDA onderschreven kunnen worden. Het is geen wonder, Caroline van der Plas is CDA lid geweest, heeft op de lijst gestaan voor het CDA in Deventer en veel CDA’ers zijn aan het meedoen in deze partij:

  • Noaberschap
    We geven om elkaar en werken respectvol samen.
    Er voor elkaar zijn is vanzelfsprekend.
  • Gulden Regel
    Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden.
    Wat u niet wil wat u geschiedt, doe dat een ander niet.
    Wees betrouwbaar, eerlijk, oprecht en respectvol.
    Iedereen is gelijk. Transparant, helder en open.
  • Authentiek
    Blijf jezelf, doe gewoon, wees positief (het glas is halfvol). Humorvol.
    Geen arrogantie, geen spatjes.
  • Professioneel
    Kijk vooruit, naar de lange(re) termijn. Goede stijl & houding.
    Stel het algemeen belang boven het persoonlijk belang.

Om ze maar even kort langs te lopen:

  • Noaberschap is in Overijssel een dragende waarde. Het is in feite in andere woorden “heb jezelf lief zoals je je naaste liefhebt”. Inderdaad, Wopke’s favoriete tekst. Het heeft raakvlakken met het Engelse neighbour, dat zowel buur áls naaste kan betekenen. Een ander helpen? Dat is volstrekt normaal!
  • De gulden regel – behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden, de actieve inzet om goed te doen, naast het passieve “als je zelf niet lastig gevallen wilt worden, doe het bij een ander ook niet – is dé centrale regel uit, jawel 😊, de meest radicale rede die Jezus ooit heeft gehouden, Mattheüs 5-7. Jawel, een bijbeltekst in de uitgangspunten van de BBB

Dat heeft inderdaad direct gevolgen voor je houding, met respect anderen behandelen, iedereen wordt gelijk behandeld enz. En betrouwbaarheid! Denk aan de overheid die dat imago kwijt is geraakt door toeslagen/Groningen/enz

  • Wees authentiek en niet arrogant. Dat heeft raakvlakken met “doe maar gewoon, je bent niks meer dan een ander”. Een seculiere interpretatie van “acht de ander hoger dan jezelf”. En in dat opzicht moet je Caroline van der Plas als boegbeeld nageven dat ze in de praktijk brengt wat ze op de site zet. Zeer toegankelijk, geen kapsones, qua kleding heel casual en opkomend voor de “gewone mensen”. Overheid is er voor de burgers.
  • Professioneel. Dat is een grappig woord. Betekent het “afstandelijk” óf betekent het (want dat is de originele betekenis!) roeping. Zoals BBB het omschrijft heeft het meer het laatste dan het eerste.

Samenvattend

Het zuilentijdperk is voorbij, de grote bomen zijn 35 zetels kleiner gekapt.  Het CDA marginaal, PVDA samen met Groen Links een flinke struik, klein boompje. En BBB heeft ook geen 24  zetels (een derde van de Eerste Kamer) en zelfs al zouden ze  er bij de wellicht snel komende Tweede Kamerverkiezingen wel 45-50 krijgen, dan nog is de zuilentijd voorbij. Kiezers kunnen en zullen ook weer massaal naar een andere partij gaan. De wind heeft vrij spel als er weinig bomen met diepe wortels zijn, maar veel struiken/struikjes staan in het landschap. Want het spannende is nu of BBB professioneel (vierde uitgangspunt) genoeg is om in de praktijk te brengen wat ze pretenderen. Als dat lukt, dan zouden oude kernwaarden van het CDA wel eens in een nieuw, seculier jasje, een nieuw leven kunnen gaan leiden. Van bovengenoemde kernwaarden wordt het land zeker niet minder en ben ik veel blijer met BBB dan met eerdere woestijnstormen als Forum of PVV en is dit écht een ander geluid. Hier in Overijssel zeggen ze “kiek’n wat  ‘t wodt”.

In de laatste week van de zomervakantie fietste ik van Beilen naar Hardenberg. Ik kwam – bewust – door Hoogeveen. Daar wilde ik graag nog een keer naar de Oosterkerk. Het was de plek waar ik ooit besloot om theologie te gaan studeren. Ik zal zo vertellen hoe ik dat besluit nam, of misschien wel hoe het besluit mij nam. Het was een schok toen ik aankwam. Ik zag een paar mannen druk doende en vroeg of ik even binnen mocht kijken. Dat mocht…. Ik zag dat ze bezig waren alle banken eruit te halen. Het was de bedoeling om de kerk kleiner te maken: er komen steeds minder mensen. Maar of de verbouwing wel door zou kunnen gaan met al die oplopende bouwprijzen…. Er zijn al meer kerken gesloten en afgebroken in Hoogeveen. Vroeger heette Hoogeveen “het Jeruzalem van het noorden”. Die tijd is voorbij. En waar worden geen kerken gesloten?

Het is 1980. Ik ben 18 en zit in 6 VWO. Examen dus. Ik weet niet wat ik moet gaan studeren. Psychologie? Lijkt me wel wat! Geschiedenis? Vind ik een leuk vak, ik heb inspirerende leraren. Duits, Engels? Ik ben goed in talen. Wiskunde zeker niet. Waar anderen een wiskundeknobbel hebben heb ik een wiskundekrater. Maar ik weet eind 6 VWO nog steeds niet wat het zal gaan worden. Dan wordt het zondag 4 mei 1980, 17.00 uur, de Oosterkerk. Mijn vader zal weer voor het eerst voorgaan als predikant in Hoogeveen. Dat zit zo: hij was best heel getalenteerd. Dat is mazzel, als je dat hebt, krijgt. Tegelijk legde hij de lat te hoog: hij moest en zou iedereen helpen. In de theologie heet het “Messiascomplex”. Maar er is écht maar één de Messias en mijn vader was het niet. Om dat gevoel van falen en tekortschieten te verdringen was hij veel te veel gaan drinken. Jarenlang. Sinds mijn 14e ben ik er bewust bij betrokken en bepaalt het ons leven dag aan dag. Hij was gelukkig nooit agressief, maar het was een kwestie van telkens weer beloven van  “ik stop nu echt” en “we vonden weer drank en merkten weer dat hij teveel had gedronken” en dat riedeltje veel te vaak. We – mijn moeder en ik, zussen broers had/heb ik niet – verloren ons vertrouwen. Rotte rottijd, laat ik het zo maar samenvatten. Bijna niemand in de buitenwereld wist het. Totdat een collega van mijn vader – Hedman Bijlsma, ik noem zijn naam nog altijd in dankbaarheid – de kat(er) de bel aanbond. Hij confronteerde mijn ouders, hij mobiliseerde de kerkbesturen: kerkbesturen, ds. Van der Wel is verslaafd. Dat is een ernstige ziekte. Laten we hem uitnodigen/stimuleren zich te laten behandelen, grondig! Lukt hem dat, dan komt hij genezen terug. Opnieuw in de kerk. Maar we dwingen hem ook om aan zichzelf te gaan werken.

Ergens in februari 1979 gaat hij naar Hooghullen, een afkickkliniek in Eelde. Wij mogen hem de eerste drie maanden niet zien, hij ons ook niet. Het wordt in alle toenmalige Gereformeerde Kerken van Hoogeveen afgekondigd: ds. Van der Wel heeft een alcoholprobleem en hij laat zich behandelen. Als hij genezen is, komt hij terug…. Dat was natuurlijk dubbel: weet half Hoogeveen – want half Hoogeveen was gereformeerd – dat je vader een alcoholprobleem heeft en dan krijg je een weeklang praatjes. Aan de andere kant was er vooral ook de opluchting: je hoeft niet meer geheimzinnig te doen, schijn op te houden. En er is hoop: misschien wordt het wel weer normaal thuis. Hoe heerlijk zou dat zijn!

Het wordt een heel hard en leerzaam therapiejaar voor hem. Hij krijgt zichzelf terug, mijn moeder haar man, ik mijn vader. En op 4 mei 1980 gaat hij dus voor het eerst weer voor, om 17.00 uur. Dan ook al is ontkerkelijking een gegeven. Normaal zitten er in de kerk ca. 140 mensen in de middag. Nu is die bomvol. En als mijn vader binnenkomt – ik hoor het nog en krijg er nog kippenvel van – is er een daverend applaus. Dat leert mij wat gemeente van Christus kan zijn, zonder dat ik dat dan precies kan verwoorden als 18 jarige. Maar gewoon: als een mens kwetsbaar is, feilbaar, daar eerlijk over wordt, dat je daar dan aan mag werken en zó weer welkom bent, als dát gemeente is, dan wil ik daar wel bij horen. Aandacht voor wie het om wat voor reden zelf (even) niet redt. Hij houdt een preek over Jakob uit de bijbel die zijn familie bedonderd heeft, zijn vader en zijn broer. Die daarbij een nieuwe kans krijgt van God, die in een droom aan Jakob – bedriegertje betekent het – verschijnt. Die preek ging over Jakob. Maar ook over hem en over ieder die soms zichzelf of anderen ernstig teleurstelt en beschadigt en op z’n bek gaat. Ik snap die preek op dat moment ook niet precies. Ik weet dan sowieso  eigenlijk niet of ik wel geloof. Maar ik voel aan alles, hoe belangrijk God voor hem en die mensen in de kerk was. Dat was het moment dat ik besloot theologie te gaan studeren. Ik heb er nooit spijt van gehad en ben langzamerhand gaan ontdekken wat er zo mooi aan geloven aan God, aan de kerk kan zijn. Ook hoe kerk niet mooi kan zijn, of zelfs God in de weg kan staan. Vooral als de kerk oordeelt, of de kerkmensen dat doen. Maar ergens die basiservaring van dat kwetsbare mensen niet worden afgebrand maar een kans krijgen met barmhartigheid…. Dát is het! Nog altijd!

Daarom raakt mij het zo, dat die banken eruit worden gesloopt. Het is natuurlijk mijn eigen pijn: hoop ik de kerk te bezoeken, die een kentering bracht in zijn (mijn vaders) en mijn leven, tref ik ontmanteling van de kerk aan. Maar het is meer dan dat. Ik weet niet hoe lezers van dit stukje onze samenleving in deze tijd beleven. Ik ervaar het als hard. Kille harten, gebrek aan warmhartigheid. Een overheid die mensen in de kou zet – toeslagen, Groningen, boeren – . En niet in staat lijkt het op te lossen. Maar ook mensen die hard zijn naar elkaar. Elkaar doodwensen, op facebook of andere (a)sociale media elkaar de meest nare dingen toewensen. Een ander bedreigen…, dood (!!!!) wensen? Zou je dat nou ook doen, denk ik dan, als je die ander echt voor je ziet, letterlijk? Met kwetsbare ogen enzo? Nu is het veel te kort door de bocht  om te zeggen dat omdat nu de kerken leeglopen er verharding optreedt. Alsof kerken en de mensen – en de voorgangers – erin in het verleden én heden niet zelf bijdroegen aan oordeel en afwijzing. Maar dat is niet het enige wat er in kerken gebeurde en gebeurt. Er gebeurde ook dit: als je geregeld met een soort van paplepel ingegoten krijgt, dat je een ander hoger moet achten dan jezelf, dat je elkaars zwakheden aanvaardt, de mens achter het verhaal moet zien en niet moet oordelen, omdat God barmhartigheid vraagt, dan heeft dat een positief effect. Je wordt er door beïnvloed in je leefstijl. Je oordeelt minder snel en hard, je weet je eigen zwakheid en waarom zou je dan een ander afbranden? Met welk recht? Maar als die verhalen over warmhartigheid niet meer met de paplepel binnenkomen…, dan krijgt de verharding wel meer kans. Met succes, zie ik om me heen.

 Ik heb het voor mijn ogen zien gebeuren en werken, effectief, daar in die Oosterkerk…..  Hoe mildheid wonderen kan doen. Ik zou ons die mildheid in ons land heel graag gunnen….

Ik ben niet de enige, zo merk ik om me heen. Er zijn meer mensen die last hebben van “veel slecht nieuws in de media”. Net een soort van miezerregen waar je langere tijd inloopt. In het begin heb je er nog niet zoveel last van, maar dan gaan de druppels op je bril zitten en wordt je blik minder helder. En dat gemiezer gaat langzamerhand ook in je kouwe kleren zitten die er nat van worden. Je blijft het maar voelen. En erover nadenken. Bosbranden, droogte, lage waterstanden in de Rijn, gasprijzen die gigastijgen, mensen die niet kunnen rondkomen, oorlog die maar duurt, China dat Taiwan bedreigt na een bezoek van mevr. Pelosi, mensen die elkaar bedreigen met de dood in Nederland via social-media omdat ze een andere mening hebben, boeren die boos zijn, natuurorganisaties die vinden dat er vooral doorgepakt moet worden, het klimaat dat echt laat merken dat het menens is enz, ruzie over vluchtelingen. Ik kan nog ff doorgaan, maar dat wil ik juist niet. Want dat is meer misèremiezer.

Normaal – maar wat is sinds een paar jaar nog normaal – is het ergens in juli/augustus komkommertijd qua nieuws. Media zoeken dan naar nieuwsonderwerpen omdat de hele wereld op vakantie is. En dan krijg je van die prettige onderwerpen als weggevlogen papegaaien en jongeren die dronken in het water vallen en daar weer nuchter worden. Maar niks geen komkommernieuws, alleen kommer en kwel. Ik volgde het nieuws vaak en veel tot voor kort. In de morgen een krant en teletekst. En sinds je dat makkelijk op je mobiel kunt vinden dan ook overdag regelmatig een portie nu.nl, afgewisseld met nos.nl enz. Bijna haast als een soort verslaving. Zoals een roker in een onbewaakt moment naar het pakje sigaretten grijpt om maar wat te doen te hebben. Tussen de middag dan vaak ff om 1 uur journaal kijken, daarna om 6 uur nog een keer, 8 uur weer en dan nog ff nieuwsuur om 21.30 uur. Afgewisseld met gezellige discussies op facebook over buitenlanders, boeren enz.

Dat was dus een overdosis. Nieuwsobesitas. En ik dacht: hoe los ik dit op? In mijn werk heb ik vaak en veel te maken met verdriet: gemis van mensen die gestorven zijn, kapotte liefdes en gebroken harten, mensen op zoek naar zichzelf en God, ruzies. In het begin lag ik er wakker van. Ging ook dat leed in de kleren en de pyjama zitten. Van dat wakker liggen werd ik niet beter en de mensen van wie het leed was ook al niet. Sterker nog, mijn gezinsleden hebben ook niks aan mij als ik loop te somberen over dingen waar ik toch niks aan veranderen kan. Gaandeweg heb ik geleerd om het los te laten. Ja, dat heeft ook te maken met geloven bij mij. Mensen toe te vertrouwen aan God. Een beetje zoals een paus die de eerste nacht dat hij gekozen was geen oog dicht deed vanwege zorgen over een miljard (da’s veel!) gelovigen. En de volgende nacht deed hij zijn mijter – pausmuts – af en zei: God, het is uw kerk, niet de mijne. Houdt U de wacht dan ga ik lekker slapen. Hij sliep als een roos. Ik leerde: als ik mensen help door de hele nacht aan ze te liggen denken dan blijf ik de hele nacht wakker. Maar helpt het niet, dan ga ik lekker slapen en ben ik prettiger gezelschap voor mezelf en mijn omgeving én de mensen die op me zitten te wachten.

En dat bracht me op de gedachte om hetzelfde te doen maar dan anders: ik heb mezelf gewoon op nieuwsrantsoen gezet en ben op teletekstdieet gegaan. Da is écht goed voor het humeur en de stemming, merk ik. In de morgen kort een krant, één journaal per dag, buiten lekker een ontbijtje en facebook minimaliseren. Na een paar weken dieet wordt het gewicht van het nare nieuws minder, ikzelf lichter. Alle ellendige dingen worden opnieuw niet anders als ik er veel mee bezig ben. Ik word er wel anders van als ik er minder mee bezig ben. Als er dan geen komkommertijd is dit jaar dan maar wél zorgen voor minder kommer en kwel…..  Word ik een stuk gezelliger van en daar wordt mijn eigen omgeving een beetje beter door.

Let op de viooltjes….

Niemand kan kiezen waar h/zij geboren wordt. Niet in welk land, niet in welk gezin. In de regel kijken we zo tegen het leven aan dat je als je én in een welvarend land waar mensenrechten worden geëerbiedigd én in een stabiel gezin groot groeit, je de beste kansen hebt om uit te groeien tot een evenwichtig mens, die een behoorlijke kans van slagen heeft. Groei je op in een arm land waar weinig onderwijs is…, groei je op in een niet stabiel gezin, dan sta je in onze ogen al vaak met 2-0 achter.

Niemand kan ook voorspellen hoe je leven verder gaat na je jeugd. Tref je een levenskameraad? Word je daarmee gelukkig? Krijg je kinderen en hoe gaat het daarmee? Lukt het je om werk te vinden dat bij je past? Komen er tegenslagen op je pad? Hoe ga je er dan mee om? Kun je dat als het leven tot nu toe voor de wind ging? Of is het dan bijvoorbeeld zo dat de mens die in zijn/haar jeugd al veel tegenslag heeft gehad weerbaarder is dan degene die de wind altijd in de rug had? Omdat die gewend is aan tegenslag en dat het leven niet alleen maar over rozen gaat.

Dit viooltje had pech. Het komt voort uit een zaadje dat ergens tussen de waaltjes in onze achtertuin is terechtgekomen. Dat is lastig groeien. Je moet je door stenen heen naar boven wurmen en als dat gelukt is moet je je worteltjes diep laten zakken om voldoende water te putten om te overleven. Een tijdlang is dat gelukt. Met verwondering heb ik daarnaar gekeken. Met bewondering ook. Gerda, mijn vrouw, heeft groene vingers. Op onze tuintafel staan ook viooltjes. Die bloeien nog. Ze zijn dan ook zorgvuldig door Gerda in een bloempot gestopt, als het droog is krijgen ze van haar water en hun wortels hebben het makkelijk in goede aarde. Hun mogelijkheden zijn veel ruimer dan die van het viooltje achter ons huis. Maar als ik goed keek waren ze niet mooier dan de bloemetjes aan het viooltje achter ons huis.

In volle bloei!!!!

Maar toen ging het ineens snel en was het in een paar dagen voorbij. Je zag dat het niet goed ging. Hoe het kwam? Te weinig water kunnen putten tussen de tegels? Of niet genoeg voeding uit de aarde kunnen halen? De worteltjes te kort? Hoe ook het is voorbij en is er niets meer over dan een verschrompeld plantje. Maar het zou veel te kort door de bocht zijn om te zeggen dan het dus geen goed leven heeft gehad. Want al die tijd heb ik een viooltje gezien dat tegen de klippen op groeide en er zaten prachtige bloempjes aan. Het leefde voluit binnen de beperkingen de mogelijkheden.

En toen was het voorbij…..

Leven is grillig. Misschien worden we ons daar in ons tot nu toe behoorlijk welvarende en voorspelbare westen meer bewust van. Corona gooide (en nog?) ons leven op de kop, de wereld warmt nu echt op, vliegen wordt problematischer, boeren ook al. En zelfs is het niet meer zeker of we in de winter wel voldoende warm worden. Is er wel gas? Moeten de Groningers toch weer meemaken dat er gas gewonnen gaat worden en hun omgeving daarmee onveiliger wordt? En kunnen we het gas én de boodschappen wel betalen? Er zijn al zoveel huishoudens in de problemen, om van de mensen in de toeslagenaffaire maar niet te spreken. Basale dingen die we als vanzelfsprekend ervoeren lijken dan plotseling niet meer te zijn. Hoe zal het met onze weerbaarheid zijn, ons vermogen daarmee om te gaan? Raken we gestresst? Gaan we protesteren? Komen we tegenover elkaar te staan? Vinden we veerkracht en middelen om elkaar te helpen?

Ooit was ik in Roemenië, Rastolita. Daar was het arm. Straatarm, maar zeer gastvrij. We waren er met een uitwisselingsweekend vanuit de kerk. We sliepen bij mensen die zeer weinig te makken hadden. Ze moesten koken op een fornuis dat verwarmd werd met hout. In de zeer vroege morgen stond een vrouw van 78, Suzanna,  hout te hakken voor haar gezin en ons. Zelden zag ik warmere ogen, nooit werd ik hartelijker ontvangen dan daar. Alles werd uit de kast gehaald – en er zat niet veel in de kast, maar wat erin zat werd gedeeld. Wij hadden geld en andere spullen waar we hier veel van hadden meegenomen voor hen. Dat deelden we dus met hen. Zij gaven op hun beurt hartelijkheid en op een bepaalde manier voelde wat wij meebrachten armetierig bij wat zij ons gaven.

Mensen worden daar gemiddeld gesproken veel minder oud dan wij hier. Om over het gemiddelde inkomen maar niet te spreken. Ik zag er ook mensen die NIET met de situatie konden omgaan, zoals ik die hier ook tegenkom. Tot en met de vrouw van de multimiljonair die haar halve leven somber was. Maar in de verte doen Suzanna en haar gezin me denken aan het viooltje tussen onze waaltjes. Levenskunst is niet hetzelfde als heel rijk worden en misschien ook wel niet heel oud. Levenskunst is vooral omgaan met de situatie waarin je geboren bent en waarin je leeft om daarin te bloeien. Precies op die plek gedurende de tijd van je leven. In het nu. Niet met “vroeger was het beter” – want dan sla je het nu over. Niet met “het zal wel beter worden” – want dan leef je in de toekomst en sla je het nu ook over. Ergens doet Jezus een oproep – het is in de bergrede, met als centrale, pittige en heilzame opdracht “behandel de mensen zoals je zelf behandeld wilt worden – “let op de leliën/viooltjes op het veld. Ze zaaien en maaien niet. Ze maken zich ook geen zorgen. In al hun eenvoud zijn ze mooier dan de mooiste koning. Ze leven in vertrouwen dat God ze voedt. Als mens ga je zo’n bloemetje te boven in de ogen van God. Zoek God als eerste en leef in vertrouwen dat elke dag genoeg heeft aan zichzelf. En probeer dus in ALLE omstandigheden anderen te behandelen zoals jezelf behandeld wilt worden. Wat er ook gaat gebeuren in het grote leven in de maatschappij en in ons persoonlijk leven, ik gun ons iets van de levenswijsheid en het vertrouwen toe van Suzanna en het viooltje tussen de waaltjes.

Ik heb veel aan mijn hoofd: ik kan er mee denken, er zitten twee oren aan waarmee ik kan horen. Met oren, hart, hoofd en de hersenen erin kan ik proberen mensen te begrijpen. Ik heb ook veel aan mijn hoofd op een andere manier: veel verhalen van mensen, zorgen. Ik heb het mooiste werk van de wereld en het is ook pittig. Daarom heb ik vaak een vol hoofd en is een “leeghoofd” voor mij niet een benaming van iemand die dom is, maar van iemand die zijn of haar hoofd wat tot rust brengt. Soms doe ik dat fietsend. Deze zaterdag nog, van Dalfsen naar Hardenberg in m’n eentje. Of misschien fietst God soms ook wat mee. Harry Mulisch zei ooit “mijn ziel gaat niet harder dan 15 km. per uur”. Zoiets is het:  je hoofd leegfietsen. Op fietse à la Daniël Lohues.

Je herkent ze direct: Duitsers en hun kinderen als ze in Nederland zijn en aan het fietsen. Ze dragen allemaal fietshelmen. Van kind tot en met volwassene. Dat is in Duitsland niet verplicht. Maar onze oosterburen zijn heel goed bij en voor hun hoofd: je kunt nl. ontzettende ongelukken krijgen als je met je hoofd op de grond valt bij een fietstocht. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Bij mij nog een klein beetje groter want mijn hoofd wordt leger als ik met mijn handen los fiets. Ultieme vrijheid. Net als hangen in een hangmat en dobberen in zee. Dat doe ik soms dus “met losse handen”. Niet de hele tijd, want ik heb mijn hoofd er verder goed bij, maar op rechte stukken zonder tegenliggers….. Op mijn 8e viel ik voor het laatst, fietsend zonder handen aan het stuur. Dus ik weet wel een beetje wat ik doe. Maar dom is het natuurlijk wel enigszins. Zeker omdat ik ouder word en elektrisch rijd en er gemiddeld net wat meer ongelukken met ouderen gebeuren op zo’n fiets. Net als Willem Alexander dus ook “een beetje dom”. Zoals roken en bungeejumpen dat zijn. Wij mensen zijn een mengeling van slimheid en domheid en nog veel meer door elkaar. Complexe maar in de grond van de zaak lieve wezens, ieder met onze eigen verhalen en gevechten en vreugden.

Toen we laatst in Duitsland waren heb ik het gedaan: een fietshelm kopen! En sinds die tijd fiets ik op langere stukken met zo’n helm op mijn hoofd. Direct toegegeven, ik vind – ik hoop jullie ook – mezelf charmanter zonder dan mét helm. Ik voel me dan ook een soort Willempie mét helm. Maar naar mate ik langer fiets denk ik: toch zijn die Duitsers – de wijzen wonen in het oosten – klug im Kopf. En daarom word ik steeds vaker Wil-helm dan Willempie. En misschien daarmee een klein beetje trendsettend?

Samenloop vóór hoop en tégen kanker….

Op 12 en 13 juni zal in het park bij de Kruserbrink voor de tweede keer een “Samenloop voor hoop” worden gehouden. Dit is een actie die is bedacht is door het KWF en de opbrengst van de actie gaat naar onderzoek hoe kanker (nog) beter kan worden bestreden. Kanker is in zekere zin volksziekte no. 1 in ons land. Van alle mensen die overlijden overlijdt 31% t.g.v. kanker.

Als predikant kom ik er vrijwel wekelijks mee in aanraking. Vorig jaar overleden in de wijk waar ik werk – Baalder – 9 mensen, 3 ervan stierven aan kanker. Het optrekken met mensen die te horen krijgen dat er geen hoop meer is, het bezoeken van hen en hun familie, iedere keer weer raak ik diep onder de indruk van wat die ellendige ziekte aanricht. En daarbij hoe ingrijpend het sterven voor iemand is die nog graag leeft, hoe ingrijpend het sterven is voor de mensen die achterblijven. Het zijn breuken in het leven, die heel hard aankomen.

Gelukkig is het aantal mensen dat geneest stijgend. Zo is het aantal vrouwen dat herstelt van borstkanker toegenomen van 52% in 1955 naar 88% in 2017. Maar dat neemt niet weg, dat het voor mensen die de ziekte krijgen én hun omgeving enorm spannend is: het “k-woord” in míjn lichaam, in mijn leven! Wat betekent dit? Mensen gaan door talloze angsten heen en zeker zolang er onzekerheid bestaat over kansen op herstel – of juist niet – vliegen de scenario’s van “het komt vást goed tot aan dit wordt einde verhaal” door je hoofd en je hart heen. Vooral in de nacht, hoe kan het dan spoken! Als de behandeling dan eenmaal volgt kom je waar je kort daarvoor  nog “een gezond mens” was opeens aan de rand van de samenleving te staan en beland je in een wereld van ziekenhuizen en allerlei behandelingen. Je wordt patiënt, wordt ziek, moet behandelingen ondergaan. Als die behandelingen zijn afgerond heb je hersteltijd nodig, zowel voor je lijf – want chemobehandelingen en bestralingen hebben forse hersteltijd nodig – als voor je ziel: kun je weer vertrouwen krijgen in je leven? Kun je leven met het gegeven dat je een ernstige ziekte hebt gehad, m.a.w. dat je fors geconfronteerd bent met je eigen sterfelijkheid? Met telkens om de drie, zes maanden weer zo’n controle, die ergens iets van een “dag des oordeels” heeft? Is die smerige sluipmoordenaar niet teruggekomen? En kan je gezin – als dat er is – weer in evenwicht komen na de onrust en onzekerheid die achter je ligt?

Kortom, hoe ingrijpend is deze rotziekte!!! Voor patiënten, voor hun gezinnen en geliefden. Eigenlijk is het iets dat ieder van ons aangaat: omdat 31 procent van alle mensen sterft aan de ziekte  zal er daarom niemand zijn die ergens niet vlakbij – in je gezin, in je straat, in je familie, in je vriendenkring – met de ziekte is geconfronteerd. Hetzij dat er iemand  is die de ziekte had en genas, hetzij dat er iemand was die eraan overleed. Hetzij omdat er iemand is die nú ziek is. Dat maakt dit evenement ook zo waardevol: samen lopen, samen hopen tegen iets dat in ieders leven voorkomt. En iedereen kan meedoen: óf lopen óf kijken óf sponsoren óf gewoon praten en delen. Het is letterlijk en figuurlijk om de hoek: in het park.

Samenloop ván omstandigheden

Ik kom ook. Met de kennis van nu had mijn vader in 1983 niet aan keelkanker hoeven te sterven, toen hij 55 en ik 21 was. Hij was – zoals zoveel mannen in die dagen – een forse roker. In de jaren ’70 begon het net wat tot ons door te dringen dat roken bar slecht was voor je gezondheid. En hij was jarenlang verslaafd aan alcohol en daar is hij na een jaar therapie grandioos afgekomen. Relaties in ons gezin waren daardoor hersteld. Na anderhalf jaar trad er een tumor onder zijn tong op. Zoek op internet naar zeer waarschijnlijke oorzaken van tongkanker en je komt telkens de combinatie van én roken én overmatig alcoholgebruik tegen. Hoewel het niet 100% hard te maken is, is de tumor van mijn vader dus zeer waarschijnlijk veroorzaakt door die combinatie. Hoe wrang: heb je eerst de demon van een alcoholverslaving verslagen, word je daarna gepakt door volksziekte nummer 1. Wat ik voor hem – en mijn moeder, broers en zussen heb ik niet – met de kennis van nu fijn vind: toen hij overleed werd het verband tussen alcohol/nicotine en de tumor waaraan hij overleed nog niet gelegd. Zij hebben het idee gehad dat hij de alcohol had verslagen en daarna gruwelijk pech kreeg. Die gedachte vind ik voor mijn ouders veel fijner, dan dat ze weten wat ik nu weet met de kennis van nu:  een intens droevige samenloop van omstandigheden heeft ons leven diepgaand beïnvloed.

Roken is voor mij dus vanuit mijn verleden altijd uit de boze geweest. Want dat wisten we sinds de jaren 70-80: roken verhoogt écht de kans op heel ernstige ziekten. Je zult me overigens nooit beschuldigend horen praten of wijzen naar mensen die roken en kanker krijgen. Of ander ongezond gedrag vertonen, waardoor je extra risico loopt. De ziekte is veel te erg om met wat voor soort beschuldigende vinger te gaan wijzen naar degene die eraan lijdt. En soms wéét je sommige dingen dus ook gewoon écht niet. Een concreet voorbeeld: alcohol was voor mij jarenlang iets van “geniet, maar drink met mate”. Het belangrijkste risico van alcohol zat in de kans op verslaving en niet in gezondheid. Dus dronk ik na mijn werk regelmatig een wijntje of een juttertje. Of 2 of 3. Niet meer. Want ik ken de risico’s van huis uit. Van de verslaving, maar ook van het overmatige. Ik denk dat ik de enige niet ben.

Dat blijkt dus – voortschrijdend wetenschappelijk inzicht – te beperkt. De Gezondheidsraad – het adviesorgaan van de regering – raadt alcohol gewoon af. Drink het niet, hooguit één glas per dag en dan liefst per week twee dagen niet. Reden onder andere: alcohol verhoogt dus ook bij weinig gebruik de kans op kanker. Een boekje van René Kahn, die jarenlang deel uitmaakte van die gezondheidsraad  – op je gezondheid, zo heet het – gaf mij een forse wake-up-call. Er staan fikse gegevens in: alcohol is verantwoordelijk voor 12,5% van alle gevallen van kanker; één op de tien gevallen qua borstkanker heeft alcohol als oorzaak. Een derde van de sterfgevallen van darmkanker is te wijten aan 1,5 glas alcohol per dag. Nou ja, en dat soort cijfers hebben mij toch zodanig aan het denken gezet dat ik inmiddels een forse afnemer ben geworden van perensap. Had ik nooit gedacht! En van tijd tot tijd – binnen de marges van de gezondheidsraad – een keer een wijntje of een juttertje.

Samen hopen, samen lopen….. Zo zal het ergens wel blijven: telkens verder op zoek naar hoe je die rotziekte onder de duim krijgt. Geld inzamelen voor het KWF, zodat er meer onderzoek komt om hoe je die sluipmoordenaar geneest, maar ook de kans kunt reduceren dat deze in je leven komt door gezond eten en drinken. Elkaar steunend en stimulerend en troostend. Met voortschrijdende kennis om die ziekte te bestrijden én te voorkomen. Ik sponsor mee en kom kijken, samenlopen en samen hopen tegen de ziekte.